Innoverende arbeidsmarkt vereist meer aandacht voor scholing
MKB bedrijven scholen steeds minder, loopbaan APK in aantocht ?
Het wil maar niet lukken om meer ouderen vanaf 30 jaar in de schoolbanken te krijgen. Vorig jaar (2014-2015) daalde het aandeel van leerlingen boven de 30 jaar in het mbo en op de universiteiten opnieuw. Dit lijkt vreemd met 600.000 werklozen op de bank, scholingsmiddelen en -fondsen die in een rap tempo worden afgeschaft of beperkt. Voorts blijkt dat kleine bedrijven weer minder scholen dan grotere. Het idee van Lodewijk Asscher over een nationaal scholingsfonds en een loopbaan APK (4) moet op korte termijn maar eens uitgewerkt worden. En Nederland staat nog wel Europees gezien in de top 3! Is dat omdat we zo goed zijn of omdat de andere landen het een stuk slechter doen?
Bij de universiteiten in Nederland daalde het aantal studenten van boven de 30 jaar van 11.840 in 2014 naar 11.700 vorig jaar. In 2011 waren het er nog ruim 14.600. Ook in het mbo daalde vorig jaar het aantal studenten ten opzichte van een jaar eerder gestaag: van ruim 27.000 naar ruim 24.000. In 2011 telde het mbo nog bijna 54.000 leerlingen van 30 jaar en ouder. Bij de hbo-instellingen zitten nu 5521 studenten van boven de 30 jaar. Dat zijn er 150 meer dan een jaar eerder. Maar in 2011 waren het er nog ruim 7400.
CBS, Sociaal economische trends, februari 2016 (1)
De WRR (2)gaf het in haar onvolprezen rapport over de Nederlandse economie al eerder aan : Mbo moet sneller gelinkt worden aan de versterking van ons verdienvermogen in Nederland. Dat is een van de conclusies uit het debat over het rapport van de WRR: Naar een lerende economie. “Nederland heeft lang economische vooruitgang laten zien, maar het is tijd om uit de comfortzone te stappen. Dat is ongemakkelijk – maar nodig”, luidt de conclusie van het rapport van WRR . De kwaliteit van het onderwijs is altijd goed geweest, maar gaat inmiddels voorzichtig achteruit. Één op de vijf lessen wordt gegeven door een onbevoegde docent en het gemiddelde opleidingsniveau van docenten in het onderwijs daalt al jarenlang. Trekken we lering uit het advies van de WRR of kunnen we het terzijde schuiven? Dat het allemaal ongemakkelijk is, is voor de meesten duidelijk. Je zal maar behoren tot de meer dan 100.000 jeugdige werklozen met een afgeronde MBO-HBO of WO opleiding.
Beroepen komen en gaan.
De BBC (3) heeft een tool waarin je je beroep kunt intikken en vervolgens ziet hoe groot de waarschijnlijkheid is dat het weg wordt geautomatiseerd. Kantoormedewerkers van banken en postkantoren bijvoorbeeld zien hun beroep met 97 procent waarschijnlijkheid verdwijnen. De andere kant van de medaille is, zo betoogde Asscher onlangs tijdens een bijeenkomst met als titel “De innoverende arbeidsmarkt”, dat er ook in een steeds hoger tempo nieuwe beroepen ontstaan. Apps moeten worden ontworpen, robots geprogrammeerd en nanotechnologie verder ontwikkeld. En dan gaan we nog even voorbij aan de beroepen van straks die nu nog niet bestaan. Beroepen waarvoor nu dus geen beroepsopleiding in de eigenlijke zin van het woord kan bestaan.
Het juiste spoor volgen
Nieuwe beroepen veronderstellen ook dat we alert zijn op nieuwe verdiencapaciteit en nieuwe bedrijvigheid. “De beste manier voor Nederland om de economie te stimuleren is door het versterken van het verdienvermogen. Dit is een optelsom van het vermogen om toekomstige kansen te benutten en toekomstige bedreigingen het hoofd te bieden. Het gaat er daarbij om infrastructuur, instituties en menselijk kapitaal zodanig toe te rusten dat ze adequaat kunnen inspelen op wisselende omstandigheden.” (1). Bij het verdienvermogen hoort het sleutelbegrip: responsiviteit. Deze responsiviteit kunnen we weer verdelen in 3 onderdelen: veerkracht, adaptatie en een proactieve houding. Al deze elementen zorgen voor een soepele economie die makkelijk meedraait met de veranderende tijden. Het WRR rapport beschrijft drie opgaven die nodig zijn om deze responsiviteit te organiseren:
1) De productiviteitsopgave. De beroepsbevolking zal de komende jaren gaan krimpen. Om dit te ondervangen is een toename van productiviteit nodig.
2) De toenemende internationale verwevenheid het hoofd bieden, waarin Nederland zijn plaats vindt in de productieketen.
3) Meer inspelen op hedendaagse innovatieprocessen.
Nederland is wel een lang-leven-lekker-leren-land, tot 35 jaar
Nederland doet het in de lang-leven-lekker-leren top 30 ronduit goed. Volgens de op EU-niveau ontwikkelde indicator voor een leven lang leren namen in 2014 bijna 1,6 miljoen mensen nemen deel aan een opleiding of cursus, voor het werk of voor hobby of in vrije tijd. Dat is bijna 18 procent van de 25- tot 65-jarigen in Nederland. Hiermee behoort Nederland wat leven lang leren (LLL) betreft tot de best presterende landen van Europa. Voor 2010 had de Europese Commissie een streefcijfer vastgesteld van minimaal 12,5 procent deelname aan LLL in de EU. Deze doelstelling is niet gehaald. Voor 2020 is er geen nieuw Europees streefcijfer vastgesteld, maar heeft Nederland zichzelf een opleidingsparticipatie van 20 procent tot doel gesteld (Ministerie van OCW, 2015). Tussen 2003 en 2014 is de deelname aan leven lang leren in Nederland toegenomen van 16,4 procent naar 17,8 procent. De groei was de afgelopen jaren minder sterk dan in enkele andere EU-landen, zoals Finland. We zetten de feiten in Nederland aldus beschreven in het CBS rapport over sociaal economische trends even kort op een rijtje :
• Tot 35 jaar volgen we meer lange, dan korte opleidingen;
• Leven lang leren is bij 35 plussers vooral onbekostigd onderwijs;
• Jonge mannen zitten vaker in bekostigd onderwijs dan vrouwen;
• Jongeren leren vaker informeel dan ouderen;
• Hoger opgeleiden doen meer aan LLL dan lager opgeleiden;
• Werkenden nemen vaker deel aan LLL dan niet werkenden;
• Grote bedrijven bieden vaker opleidingen aan dan MKB bedrijven;
• Ander werk is betrekkelijk vaak motivatie voor het volgen van een lange opleiding, korte opleidingen vooral om bij te blijven;
Kenniscirculatie: ook en meer MBO upgrading!
Terug naar het onvolprezen rapport over de lerende economie van de WRR. Om de drie opgaven die de WRR aandraagt te ondervangen is het niet alleen belangrijk de kenniseconomie te bevorderen, maar ook door bestaande kennis te gebruiken in de praktijk door middel van kenniscirculatie. Als eerste wordt de valorisatie benoemd: het beschikbaar stellen van opgedane kennis ten behoeve van verbetering van de economie en maatschappij. De universiteiten hebben naast het onderwijzen en onderzoek ook deze taak om handen. Op papier staat dit mooi beschreven, maar in de praktijk wordt hier weinig mee gewerkt. Academici richten zich het liefst op ‘zuiver’ wetenschappelijk onderzoek en sturen ons liever door naar het HBO voor het toegepaste werk. Het scoren van punten in een wetenschappelijke tijdschrift heeft een hogere urgentie. Dit betekent niet dat fundamenteel onderzoek aan de kant geschoven moet worden, maar door het valorisatieproces kunnen universiteiten ook een maatschappelijke functie vervullen. Er moet sprake zijn van een balans tussen het delen van data en het publiceren van onderzoeken in wetenschappelijke tijdschriften (5).
Ten tweede moeten onderzoek- en onderwijsinstellingen zich verder ontwikkelen tot kenniscentra die structureel zijn verbonden met hun omgeving. Kennisoverdracht is nu vooral eenrichtingsverkeer: via artikelen, patenten of afgestudeerden.
De laatste drie opdrachten slaan voornamelijk op het onderwijs intern in combinatie met de arbeidsmarkt. We moeten meer controle uitoefenen op wat wij nationaal aan leerlingen aanbieden. Wat zijn voor de toekomst belangrijke kennis en vaardigheden? Op dit moment is er een te groot onderscheid tussen onderwijs gericht op cognitie en onderwijs gericht op vaardigheden. Door een heroriëntatie op dit onderscheid kan het mbo aantrekkelijker gemaakt worden en zullen andere onderwijstypen minder eenzijdig worden (1). Hoe geven we dit dan vorm?
Toponderwijs: kwaliteit omhoog, talent ontwikkelen!
Daarmee wordt er een lijn getrokken naar de kwaliteit van het onderwijs en de opleidingen die niet aan de kwaliteitseisen voldoen en waar onbevoegde docenten les geven. Ook de fase na de studie moet anders: de scheiding tussen het leren en het werken is te groot en zou meer in elkaar door moeten lopen: het levenslang leren. Hoe gaan we dit doen? “Bij “toponderwijs” zitten we heel snel te praten over het HBO en het WO. Dat is deels terecht, maar het mbo hoort daar ook bij. Laten we dit in de komende tijd oppakken en ervoor zorgen dat de kwaliteit ook daar op orde is, zodat ook vanuit mbo-kwalificaties een bijdrage kan worden geleverd aan onze arbeidsmarkt en onze economie.” Bussemaker maakte begin februari bekend dat het MBO het komende cursusjaar 400 nieuwe keuzemodulen introduceert. Hierdoor zal de aansluiting met de arbeidsmarkt in de regio verbeteren. Voorts hebben alle MBO instellingen een kwaliteitsplan ingediend bij de Minister om de kwaliteit omhoog te brengen en doorstroming naar het HBO en de aansluiting op de arbeidsmarkt te verbeteren.
Alleen maar uitdagingen!
Al jaren probeert het kabinet het onderwijs tot een stabiele factor te maken, dit leidt vrijwel alleen tot onrealistische visies, plannen en overeenkomsten die merendeels ondoeltreffend zijn. We verwachten innovaties binnen het onderwijs en de arbeidsmarkt en we moeten langer leren, maar tegelijkertijd wordt de basisbeurs stopgezet, nemen de scholingsfaciliteiten voor bedrijven af en wordt onderwijs op den duur dus onbetaalbaar. Er wordt aangedragen om de economische ontwikkeling te verschuiven naar regionaal niveau. Een lerende economie vraagt om actieve en ondernemende scholen, die onmisbaar zijn bij kenniscirculatie. Informatie delen, gebruiken en weer nieuwe informatie tot zich nemen hoort bij het circuleren. Daarbij zullen de persoonlijke benadering en de menselijke interactie onmisbaar zijn. De hedendaagse cultuur wordt steeds onpersoonlijker, en alles gebeurt zoveel mogelijk op afstand met de nieuwste technologische snufjes. Dit geldt ook voor het onderwijs. Maar hier zal op termijn verandering in komen. Mensen willen ontmoeten, samen ideeën bedenken, erkenning en bevestiging zonder tussenkomst van een beeldscherm.
Update Beroepsonderwijs qua scholing noodzakelijk !!
Kennisontwikkeling, kenniscirculatie en dus ook kennisdelen. Voorts moet het tempo waarin we hieraan werken drastisch omhoog. En tot slot breken onze volksvertegenwoordigers een lans om het vmbo en mbo hierbij beter te benutten. Met elkaar kan dan de responsiviteit omhoog en dat komt uiteindelijk ten goede aan het verdienvermogen. Dat het Kabinet veel goede dingen in gang zet nemen we in dit opzicht graag van hen aan. Een responsiever MBO, prestatieafspraken voor het gehele onderwijs, een investeringsfonds MBO en WO, de introductie van Kwaliteitsplannen en Excellentietrajecten. Kenniscirculatie is niet genoeg, kennisontwikkeling volstaat evenmin, maar is natuurlijk wel belangrijk. Nog belangrijker lijkt de vraag te zijn of we er ook onze verdiencapaciteit mee vergroten. En dat veronderstelt naast kennisontwikkeling en kenniscirculatie ook ‘kennissen’. Anders valt er immers weinig te verdienen. In dat licht bezien is het updaten van onze beroepsopleidingen geen kans, maar een must! De intensivering van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is meer dan een kans en het samen benutten van kennis, kunde en ervaringen is het allerbelangrijkste voor de komende jaren. Werk aan de winkel en niet alleen voor Bussemaker en Asscher! Updaten van het beroepsonderwijs lijkt meer dan urgent. Wellicht is een nationaal scholingsfonds om dit proces te versnellen nog niet zo’n gek idee.
Jan Engberts
jan@duaal-xxl.nl
www.duaal-xxl.nl
1. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/91764504-7090-4800-A3A4-2A1CBEA27BFD/0/2016eenlevenlanglereninNederland.pdf
2. http://www.wrr.nl/publicaties/samenvattingen/naar-een-lerende-economie
3. http://www.bbc.com/news/technology-34066941
4. Toespraak van minister Asscher (SZW) bij de bijeenkomst ‘De innoverende arbeidsmarkt’ van het Platform O&O en Landelijk Overleg Scholingsfondsen (LOS), in Diemen op 24 februari 2016.